Wed. 20 May 2020
De economische klap van de coronacrisis zal enorm zijn. Daarover bestaat geen twijfel meer. De meningen over het herstel lopen uiteen, maar steeds meer wordt de consensus dat het herstel tijd zal vergen.
Over het toekomstige verloop van de inflatie blijft het opvallend stil. De reden is simpel: inflatie laat zich niet opsluiten in het keurslijf van economische modellen. In de huidige coronacrisis en de periode nadien zullen tegengestelde krachten de inflatie beïnvloeden, waardoor de netto-uitkomst uiterst onzeker is.
Toch is het inflatieverloop volgens KBC-hoofdeconoom Jan Van Hove belangrijk voor de ganse macro-economische toekomst, niet in het minst omdat het voor centrale banken het belangrijkste beleidscriterium blijft en dus bepalend zal zijn voor de toekomstige rentebewegingen of het gebrek daaraan.
Goedkope olie weegt op inflatie
Een aantal zaken kunnen we met grote overtuiging stellen. De inflatie staat momenteel onder druk, in de eurozone en de VS, door de algemene terugval in de internationale vraag tijdens de coronacrisis, maar vooral door de instortende olieprijzen. De gemiddelde inflatie voor 2020 zal aanzienlijk onder het niveau van 2019 uitkomen, en maanden met een negatieve inflatie of deflatie zijn zeker niet uit te sluiten.
Door de sterke daling van de olieprijzen daalt de inflatie (0,36% in april in de eurozone) onder de kerninflatie (0,89% in april in eurozone). De terugval in de kerninflatie blijft voorlopig relatief beperkt, maar een inflatie lager dan de kerninflatie is uitzonderlijk. Toch is de inflatiedaling niet overal even uitgesproken. Stijgende voedingsprijzen houden in heel wat landen de inflatie overeind. Dat merken we in China, maar bijvoorbeeld ook in Centraal-Europa. Vaak speelt een combinatie van structurele prijstrends en tijdelijke schaarste door toevoerproblemen of excessieve aankopen tijdens de lockdown daarin een rol.
Korte opstoot
Tweede feit is dat na de drastische inflatiedaling een inflatieopstoot zal volgen. Stijgende olieprijzen tijdens het economische herstel zullen hun duit in het zakje doen. Dergelijk compensatie-effect merken we vaak na drastische inflatiebewegingen. Maar de opstoot zal van korte duur zijn. En dan wordt het moeilijk. We komen dan terecht op onbekend terrein. Allereerst is de vraag hoe de conjunctuur na de initiële herstelperiode verder zal verlopen. Bij een langzaam, maar geleidelijk herstel, kan men verwachten dat de inflatie ook geleidelijk terug oploopt. Bij een herstel met horten en stoten kan ook de inflatie verrassende bokkensprongen maken.
Twee scenario's
Structurele inflatiedeterminanten kunnen in theorie de inflatie in twee richtingen stuwen. Deglobalisering, herallocatie van productie (weg van verre landen richting de thuismarkt), schaarste door een hogere vraag naar bijvoorbeeld medisch materiaal of voedsel en focus op hogere winstmarges door bedrijven kunnen opwaartse prijsdruk veroorzaken.
Daartegenover staan de verwachting van loonmatiging door zwakkere arbeidsmarkten, lagere prijzen voor grondstoffen en intensieve concurrentie door bedrijven die zich herpositioneren na de crisis, die stuk voor stuk een neerwaarts effect hebben op de inflatie. Het is onmogelijk het netto-effect te voorspellen, omwille van de grote onzekerheid rond al deze theoretische gebeurtenissen. Toch lijkt het intuïtief meer waarschijnlijk dat de neerwaartse effecten zullen doorwegen.
Monetair beleid
De financiële markten tonen mogelijk de weg. De inflatieverwachtingen die we kunnen afleiden uit financiële instrumenten, zoals inflation-linked swaps, wijzen op een lagere inflatie op lange termijn. De vraag is of die marktinformatie een correcte weerspiegeling is van de toekomstige realiteit. Empirische evidentie uit het verleden toont aan dat markten zich kunnen vergissen, maar de huidige signalen bevestigen alvast de economische intuïtie.
De onzekerheid over het toekomstige inflatieverloop maakt ook het pad van het toekomstige monetaire beleid onzeker. Een tijdelijke inflatieopstoot is absoluut onvoldoende om een normalisatie van het monetair beleid mogelijk te maken. Een structurele stijging in de inflatie is hiervoor nodig. Op basis van economische intuïtie en marktsignalen lijkt de kans niettemin klein dat de inflatie snel zal opveren. En dat impliceert dat de beleidsrentes nog jarenlang laag zullen blijven.