vr. 17 dec 2021

Niet minder dan 20 centrale banken moesten deze week aan de slag voor hun laatste monetaire vergadering van het jaar. De Amerikaanse Federal Reserve en de Europese ECB hielden hun kruid voorlopig nog droog, maar zetten de krijtlijnen uit van wat we mogen verwachten. Enkele van hun collega’s konden echter niet wachten om nog in 2021 de weg naar normalisatie in te slaan of verder te zetten. Dit is wat er te rapen was bij de Europese, de Britse, de Noorse en de Zwitserse topbankiers.
ECB zet de beleidslijnen voor 2022 uit
De ECB publiceerde gisteren de blauwdruk van haar monetaire beleid in 2022. Het wekelijkse aankooptempo van overheidsobligaties onder het Pandemic Emergency Purchase Programme (PEPP) vertraagt daarbij na nieuwjaar ten opzichte van de 15 miljard in het vierde kwartaal van 2021. De netto-aankopen onder PEPP eindigen zoals gepland eind maart 2022. Daarna herinvesteert de ECB minstens tot eind 2024 alle middelen die vrijkomen van obligaties op vervaldag. Dat is een jaar langer dan tot nog toe gecommuniceerd. Het andere obligatie-aankoopprogramma van de ECB, APP, blijft er één zonder einddatum. Het maandelijkse tempo (20 miljard euro) verhoogt in het tweede kwartaal van 2022 tot 40 miljard en zal 30 miljard bedragen in het derde. Daarmee vermijdt ze een forse terugval na PEPP. Vanaf het vierde kwartaal loopt APP terug aan de huidige 20 miljard euro/maand. De ECB houdt vast aan het mantra dat renteverhogingen pas volgen (kort) na het beëindigen van de obligatie-aankopen. In het huidige kader betekent dat dus ten vroegste in 2023.
Bank of England overschrijdt de Rubicon
Na een hobbelig communicatiepad in de aanloop naar de beleidsvergadering van begin november, verhoogde de Bank England (BoE) de rente met 0.15% tot 0.25%. Het aankoopprogramma van obligaties is ondertussen voltooid. Het was de een tweede verrassing voor beleggers in zes weken tijd. De BoE argumenteerde dat zij moest optreden, zelfs nu de coronavirusvariant omikron Groot-Brittannië teistert, omdat zij waarschuwingssignalen zag dat de onderliggende inflatiedruk langdurig zou kunnen worden. "De arbeidsmarkt is krap en is blijft verkrappen, en er zijn tekenen dat de binnenlandse kosten- en prijsdruk langer aanhoudt", aldus de BoE. De meeste door Reuters gepolste economen hadden verwacht dat het Monetary Policy Committee van de BoE de bankrente op 0,1% zou houden, vanwege de Omicron-variant van het coronavirus die woensdag een recordaantal COVID-19-gevallen veroorzaakte in Groot-Brittannië.
Sinds het beleidsrapport van november is de economische ontwikkeling in het VK niet fundamenteel gewijzigd, maar er zijn accentverschuivingen. De groei in het vierde kwartaal zal waarschijnlijk iets lager uitvallen dan aanvankelijk gedacht (0.6% i.p.v. 1.0%). De economie blijft daarmee ongeveer 1.5% onder het pre-corona niveau. Anderzijds waren de meest recente arbeidsmarktdata, ondanks het onzeker groeipad omwille van de opflakkering van het coronavirus, sterk. Het uitdoven van de schema’s van tijdelijke werkloosheid eind september hadden geen merkbaar negatieve impact op het arbeidsmarktherstel. De tewerkstelling trok fors aan en de werkloosheidsgraad daalde tot 4.2%. Die kan op korte termijn zelfs terugvallen tot 4.0%. Onzekerheid over een verder vlot herstel van de arbeidsmarkt was een belangrijke reden om de rente in november niet te verhogen. Die bleek alvast niet gegrond.
Aan de inflatiekant van de vergelijking liep de prijsdruk verder op. De algemene inflatie steeg tot 5.1% en kan gedurende de winter op dit niveau blijven, met een verwachte piek nabij 6.0% in april 2022. De BoE verwacht nog steeds dat de inflatie in de tweede jaarhelft van volgend jaar aanzienlijk zal afkoelen. Toch was de renteverhoging nodig om de inflatie over de beleidshorizon terug te brengen tot 2% en de inflatieverwachtingen niet te laten ontsporen.
De BoE geeft geen concrete hints, maar gezien de verwachte inflatiedynamiek verwachten we een kans op een nieuwe verhoging in de lente of zelfs al in februari.
Noorse centrale bank trekt rente voort op
De Norges Bank trok de rente op met 25 basispunten van 0,25% tot 0,5%. Het is de tweede keer dat ze dat doet sinds de aanvang van haar uiterst voorzichtige normalisatiecyclus in september. De Noorse economische heropleving blijft tot nader bericht duren en de arbeidsmarkt herstelt beter dan verwacht, klinkt de redenering. Het Noors BBP bereikte ondertussen het niveau van voor de pandemie. De heropflakkering van het aantal besmettingen en de bijhorende striktere beperkende maatregelen wegen waarschijnlijk enkel op korte termijn op de activiteit. De Norges Bank gaat ervan uit dat de (booster)vaccinatiecampagne relatief snel vruchten afwerpt. Ze verwacht dat de beperkende maatregelen al in de wintermaanden opnieuw worden afgebouwd. Met name de private consumptie kan dan de kar trekken.
De algemene inflatie is hoog en ver boven de 2%-doelstelling (5,1% in november). Dat is onder meer gevolg van de hoge energie- en elektriciteitsprijzen en de aanhoudende logistieke flessenhalzen. Onderliggende prijsstijgingen zijn met 1,3% beperkter maar daar rekent de Norges Bank op aantrekkende lonen in een steeds krappere arbeidsmarkt om die dynamiek te versnellen. Ze verwacht de kerninflatie op het eind van de beleidshorizon (2024) op 2%. De opwaartse rentecyclus moet dan weer de algemene inflatie over eenzelfde termijn richting doelstelling brengen.
De Norges Bank brengt overigens weinig verandering aan in het vooropgestelde rentetraject. De eindhalte ligt op grosso modo 1,75% in 2024. Over een jaar kan de beleidsrente (gemiddeld) 0,8% bedragen maar de eerstvolgende tussenstop is maart. Dan trekt de centrale bank de rente naar eigen zeggen waarschijnlijk een derde keer op tot 0,75%.
Zwitserse centrale bank: alles blijft bij het oude
De Zwitserse centrale bank (SNB) hield de beleidsrente onveranderd op -0.75%. Het beleid mag nog wel even stimulerend blijven om de negatieve gevolgen van corona op de groei te temperen. Toch bevindt de Zwitserse economie zich al bij al in een vrij gunstige en evenwichtige positie.
Dit jaar verwacht de SNB 3.5% groei, iets meer dan de verwachting in september. Een sterker herstel van de dienstensector zorgde voor een goed derde kwartaal. Daardoor nestelde de activiteit zich ook opnieuw op het niveau van voor corona. Het economisch momentum is nu iets minder uitbundig, maar de SNB verwacht niet dat een nieuwe opstoot van het virus het herstel fundamenteel ondermijnt. Ze rekent op 3% groei volgend jaar. Daardoor keert de economie ook terug naar een normale capaciteitsbezetting.
Het Zwitserse inflatieverhaal leest ondertussen iets anders dan in de meeste andere ontwikkelde landen. In Zwitserland liep de inflatie op tot … 1.5% in november. Hogere energieprijzen en aanbodbeperkingen deden de SNB de verwachte gemiddelde inflatie voor dit en volgend jaar optrekken tot respectievelijk 0.6% en 1.0% maar die keert terug tot 0.6% in 2023. De inflatie voldoet daarmee nog steeds perfect aan de SNB definitie van prijsstabiliteit, namelijk inflatie beneden 2%.
De Zwitserse frank krijgt nog steeds het label ‘sterk gewaardeerd’ en de SNB behoudt zich dan ook het recht voor om te interveniëren in de wisselmarkt indien nodig. Al is ‘het probleem’ wel niet groter dan voor de pandemie en had ondertussen ook positieve gevolgen (lage ingevoerde inflatie).