do. 19 mrt 2020

Gisterenavond kondigde de ECB een noodprogramma aan waarbij het inkoopprogramma van obligaties (QE) fors wordt uitgebreid. Het programma kreeg de naam “Pandemic Emergency Purchase Programme” opgekleefd, PEPP voor de vrienden. In eerste instantie zorgde het voor een zucht van ontspanning op de obligatiemarkten, omdat de langetermijnrentes van voornamelijk de Zuid-Europese landen (eindelijk) fors daalden. Los van het bedrag werd duidelijke taal gesproken: de omvang kan uiteindelijk groter worden en het programma loopt minstens tot eind 2020. Er is heel wat flexibiliteit, want er werd geen vast maandelijks maand bedrag op gekleefd en de omvang kan variëren doorheen de tijd, of naargelang bepaalde landen dat meer of minder nodig hebben. Een echt structurele oplossing levert de ECB met PEPP wel niet, maar het koopt er tijd mee. Dat is belangrijk én nodig.
De inhoud van PEPP
- Extra aankopen van obligaties ter waarde van minimum 750 miljard euro (boven de bestaande programma's van 20 miljard euro per maand, zonder einddatum, en 120 miljard euro voor 2020)
- Die 750 miljard euro is meer dan 6% van het BBP van de Eurozone. Dat vertaalt zich in een gemiddelde aankoop op maandbasis van iets minder dan 120 miljard euro. Het hoogste bedrag ten tijde van het vorige QE-programma bedroeg 80 miljard euro per maand.
- Onder PEPP wordt ook schuldpapier van Griekenland toegelaten. Verder richt PEPP zich ook op de kortetermijnschulden van niet financiële bedrijven: commercial paper staat dus ook op de lijst, net zoals de Fed dat vorig weekend ook aankondigde in zijn extra steun voor de Amerikaanse markt.
- De spreiding over de landen zal gelijkaardig blijven
Wat wil dit zeggen?
Principieel verandert de ECB met zijn beslissing niet veel aan de reeds in voegen zijnde strategie, behalve dan dat het bedrag verhoogd wordt. Wat de bank daarmee intrinsiek doet, is zeggen dat de flexibiliteit om van de bestaande kapitaalregels af te wijken erg groot is. Ook al mag er nog altijd niet structureel van worden afgeweken. Maar het is niettemin een grote en belangrijke stap van de ECB, waarmee de instelling aangeeft dat het nog steeds over heel wat munitie beschikt om de economie te ondersteunen. Dat rijmt op de "whatever it takes"-boodschap die ECB-topman Mario Draghi in juli 2012 uitdroeg, toen de euro gered moest worden. Verder gaat de vergelijking niet op, maar wel van tel is dat dit signaal hout snijdt en de gemoederen (even) lijkt te bedaren. Ook al is het in essentie en in feite niet veel meer dan een simpele uitbreiding van de bestaande QE-programma’s.
Tijd kopen
Het doel is in eerste instantie een halt toeroepen aan de recente explosie van de langetermijnrentes in de Zuid-Europese landen. Maar in theorie neemt dit de opwaartse druk op bijvoorbeeld de Duitse langetermijnrente niet weg. De euro verliest vandaag alweer terrein (-0,7%) tegenover de Amerikaanse dollar (€1 = $1,083).
De ECB komt tegemoet aan de vraag van de markt om tijd te kopen. Ook al is er geen link met het fiscaal beleid van de verschillende lidstaten, toch is het waarschijnlijk geen slechte strategie. Helikoptergeld uitdelen, zoals president Trump recent nog naar voor schoof, blijft immers een erg moeilijke strategie omdat het niet duidelijk is welke bedrijven en sectoren welke steun krijgen en of ze dat überhaupt meer verdienen dan andere spelers in de markt. Meer nog wil de ECB vermijden dat er munitie in de verkeerde richting geschoten wordt. Er zal dus nog veel water door de Schelde moeten vloeien om weer tot een normaal werkend financieel systeem te komen..
