wo. 18 dec 2019

De zwakke PMI-data brachten begin deze week slechts een matige reactie teweeg op de markten. Minder brexit en meer handelsvrede in 2020 hielden hen goedgemutst. Toch beginnen de cijfers begin volgend jaar maar beter snel te verbeteren, want het geduld kan wel eens op raken… De IFO-indicator die deze morgen werd gepubliceerd, wijst alvast in de goede richting. "De Duitse economie gaat het nieuwe jaar met meer vertrouwen tegemoet", sprak de voorzitter van het IFO-instituut. Collega Youssra El Nasire van KBC Economics brengt de cijfers in kaart.
Net geen recessie
Het valt niet te ontkennen dat de Europese economie het in 2019 hard te verduren kreeg en teleurstelde. Geopolitieke spanningen en een zwakker globaal economisch klimaat wogen in toenemende mate op de Europese economie, via een zwakkere vraag en magere investeringsvooruitzichten. Vooral locomotief Duitsland moest enkele slagen incasseren. Ze kon een technische recessie in het derde kwartaal maar nipt vermeden worden.
Hoop op beterschap
Voor 2020 lijken enkele onzekerheidswolken op te klaren. Een staakt-het-vuren in het handelsconflict tussen de VS en China, de verhoogde kans op een onderhandelde Brexit eind januari, een soepel monetair beleid als oppepmiddel en enkele constructieve data voedden het optimisme in het Europese blok. Beleggers keken dan ook vol hoop uit naar hun eerste kerstcadeau vandaag: Franse, Duitse en Europese PMI’s.
Europa eindigt 2019 in mineur
Het cadeau werd echter niet datgene waarop ze gehoopt hadden. De IHS Markit Composite PMI voor december klokte af op 50,6, ongewijzigd ten opzichte van vorige maand en onder de verwachte 50,7. Nieuwe bestellingen kenden slechts een marginale stijging (50,2 vs. 50), terwijl de jobcreatie vertraagde tot een 5-j. dieptepunt en prijsdruk verder afzwakte tot een 3-j. laagtepunt. De aanhoudende zwakte in de maakindustrie stuwde de indicator omlaag.
De PMI voor de Europese nijverheid klokte af op 45,9 en markeerde daarmee de snelste daling sinds 2012. De hoop dat de malaise in de nijverheid voorbij zou zijn, ligt aan diggelen. Nieuwe orders daalden verder en bedrijven schroefden het aantal banen terug in het licht van een aanhoudend zwakke vraag. Het tegenovergestelde zien we in de dienstensector, die ondanks vele tegenwinden veerkrachtig blijft (52,4 vs. 52). De bedrijfsactiviteit en de instroom van nieuw werk groeiden aan een gezond tempo.
- In Frankrijk kon de veerkracht van de dienstensector grotendeels een onverwacht sterke daling van het productiemomentum tegengaan. De dienstensector zette haar uitbreiding verder en bereikte 52,4, terwijl de maakindustrie terugviel tot 50,3 (51,7 in november) temidden van dalende bestellingen en sombere vooruitzichten.
- In Duitsland geraakt de algemene indicator niet boven de kaap van 50, die de grens tussen groei en contractie aangeeft, en kon de dienstensector (52) de aanhoudende en versnelde neerwaartse trend (43,4 vs. 44,1) in de nijverheid compenseren. Wel lijken de vooruitzichten enigszins hoopvol: producenten zijn optimistischer over de nabije toekomst en het aantal nieuwe orders daalde aan een trager tempo.
Toch bieden deze data niet de langverwachte witte rook. De malaise in de maakindustrie laat nog steeds zijn sporen na in de economie en een uitbodeming van de economische vraag komt wellicht trager dan geanticipeerd. De PMI’s wijzen op een groeiritme van slechts 0,1% op kwartaalbasis in de eurozone.