vr. 1 apr 2022

1 april geldt standaard als een rustpunt voor beleggers en marketwatchers. Tijd om heel kort terug te blikken op het eerste kwartaal, dat in 2022 natuurlijk grotendeels bepaald werd door de invasie in Oekraïne. Of toch niet, want aandelen herstelden ondertussen van de initiële verliezen, terwijl de invasie wél de turbo zette op de inflatie. De obligatiemarkten mogen daarom gerust spreken van een erg pijnlijk kwartaal, terwijl de valutamarkten van hun kant qua prestatie de duimen moeten leggen voor de grondstoffenmarkten, ziet financieel-econoom Tom Simonts
Aandelenbeurzen
De aandelenbeurzen hebben het eerste verlieskwartaal in twee jaar achter de rug, en dat is zowat overal ter wereld zichtbaar. In de VS daalde de Dow Jones met 4,57%, gleed de S&P500 4,95% lager en werd technologiebeurs Nasdaq een dikke 9,10% lager gezet. Voor de invasie werd het sentiment al verzuurd door forse rentestijgingen in anticipatie op de beleidsnormalisatie door de centrale bankiers en de oplopende kosten voor bedrijven, met als weinig smakelijke kers op de taart natuurlijk de Russische oorlog die stevig in de Europese prestatie hakte.
Ondanks dat de oorlogsimpact al weer wegebde, noteren de belangrijkste beurzen zo’n 7% tot 9% onder het niveau van op 1 januari. Al bij al valt dat, gegeven de context en de historisch hoge startpunten, nog redelijk mee. De Russische beurs kreeg natuurlijk de grootste klappen te verwerken, al viel zelfs dat nog mee omdat buitenlandse aandeelhouders tot en met vandaag hun verkooporders er nog niet mogen uitvoeren .
Ook in België bleven aandelen absoluut niet ongeroerd door de inflatie, de invasie of de publicatie van bedrijfsresultaten tout court. Tot de winnaars in de BEL20, op basis van total return indexen, rekenen we na drie maanden handel onder meer Elia, Galapagos en Umicore. Onderaan het podium vinden we verliezers zoals Sofina, Aperam en KBC. De winnaars in de BEL Mid index, eveneens op basis van total return indexen, zijn Befimmo, Euronav en Recticel. Die lijst wordt onderaan afgesloten door grote verliezers zoals Unified Post, Mithra en bpost.

Rentemarkten
In de VS signaleerde de Federal Reserve eind vorig jaar een versnelling van haar beleidsnormalisatieplannen om de inflatie (6,4% op jaarbasis in februari) het hoofd te bieden. De bank stopte de nettoaankopen van overheidsobligaties en voerde een eerste beleidsrenteverhoging door tot 0.25%-0.50%. De Amerikaanse 30-jaarsrentes stegen met 55 basispunten, terwijl de 2-jaarsrente zelfs 160 basispunten hoger trok. De Amerikaanse rentecurve werd daardoor een pak vlakker omdat de markt een agressieve rentecyclus verdisconteert en daardoor lijkt te anticiperen op een recessie.
De Europese 30-jaarsrente steeg in het eerste kwartaal met 54 basispunten, terwijl de 5-jaarsrente er 97 basispunten bijkreeg. Het normalisatieverhaal speelt een gelijkaardige rol als in de VS, al loopt de ECB qua actie en agressiviteit achter op de Fed. Ook het inkoopprogramma loopt nog door, om in principe pas ten vroegste in het derde kwartaal af te lopen, vermoedelijk gevolgd door een eerste renteverhoging.

Valutamarkten
Op de wisselmarkt zijn de grondstofgerelateerde munten de grote winnaars op kwartaalbasis, ongeacht in welke fase de normalisatiecyclus zich bevindt. Bij de grotere munten noteren we een stijging met 5,84% voor de Australische dollar, 4,56% voor de kiwi-dollar, 3.82% voor de Canadese dollar en 3,04% voor de Noorse kroon, allen afgemeten tegenover de euro.
De Amerikaanse dollar wint 2,74% tegenover de euro, omdat die vanaf de ECB-vergadering midden-maart weerwerk kon bieden. Het Britse pond was marginaal slechter af dan de euro (-0.25%) omdat de markt twijfelde over de evolutie van de Britse koopkracht. Het VK dreigt immers als eerste geconfronteerd te worden met de negatieve gevolgen van ontsporende inflatie.
Laat er geen twijfel over bestaan dat ook de rest van de wereld niet zal ontsnappen aan dit lot. Van de G10 had de Japanse yen de rode lantaarn, want die verloor zelfs tegen een niet al te sterke euro nog 2,85%. De yen verliest relatieve rentesteun omdat de Bank of Japan haar soepel monetair beleid nog kracht bijzet. Daarnaast kreunt de economie en de munt als energie-importeur onder de torenhoge olieprijs.
Centraal-Europese munten handelden eveneens bijzonder volatiel, maar per saldo steeg de Tsjechische kroon 1,91% en verliest de Russische roebel zo’n bijna 5%, eveneens ten opzichte van de euro.

Grondstoffenprijzen
Grondstoffenprijzen noteren zonder uitzondering hoger. In de energiemarkt lopen de stijgingen op van zo’n 30% voor olie (Brent ruwe olie >$100/vat) tot 75% voor bepaalde gasvarianten. Op de metaalmarkt vallen vooral de stijgingen van nikkel (+55%), ijzererts (+34.5%) en aluminium (+24%) op. Niet toevallig is Rusland groot exporteur van deze grondstoffen.
Ook de voedselprijzen noteren een pak hoger. Oekraïne is de graanschuur van Europa en dat heeft zo zijn gevolgen, onder meer voor de prijs van tarwe en maïs. Die stegen bijvoorbeeld met 30% en met 25%, respectievelijk, terwijl de goudprijs met 6,6% omdat goud nog steeds wordt aanzien als een interessant middel om te dekken tegen inflatie. De tabel hiernaast geeft de verandering weer van nog meer grondstoffen. De conclusie is duidelijk: grondstoffen zijn dé koning geweest van het eerste kwartaal, met winsten doorheen het hele overzicht.
